
Een betere buurt begint altijd bij kinderen
"Laat ik maar beginnen met een vraag: wat is je allermooiste jeugdherinnering? Denk er even over na.
De kans is groot dat velen van jullie met herinneringen komen van samen buiten spelen met je beste jeugdvriend of -vriendin. Samen slootje springen en doldwaze avonturen beleven. Op een zonovergoten dag urenlang wegblijven, ouder ongerust maken en ondertussen genieten van het klimmen in bomen, allerlei soorten balspelletjes, verstoppertje voor gevorderden enzovoort. We vergeten als volwassenen wel eens dat wij mensen gemaakt zijn om te spelen. Spelen is onderdeel van onze natuur. Het zit in ons DNA ingebakken. Waar je ook ter wereld kijkt, ongeacht cultuur, sekse of religie: de mens speelt van nature. Niet voor niets sprak en schreef Johan Huizinga, een cultuurhistoricus, in 1938 al over ‘Homo Ludens’: de spelende mens. Maar wat verstond Huizinga eigenlijk onder ‘spel’?
“Spel is datgene wat zich voordoet als mensen hun primaire behoeften hebben bevredigd, en staat daardoor aan de basis van alle cultuur.” Er zijn volgens Huizinga wel voorwaarden aan verbonden. “Het spel moet een vrije handeling zijn, er mag geen direct nut of materieel belang aan zijn verbonden en het moet ordelijk verlopen.”
Dat klinkt alsof spelen of het vrije spel onderdeel zou moeten worden van de ‘piramide van Maslov’ en daar ben ik het eigenlijk wel mee eens. Mensen kunnen niet zonder eten, drinken, een veilig dak boven hun hoofd, sociaal contact, waardering en erkenning, zelfontplooiing – maar ook niet zonder vrij spelen. Anders gezegd: de elementen uit deze piramide van Maslov kunnen niet zonder het vrije spel in de praktijk worden gebracht. Mensen hebben intrinsiek de behoefte aan en neiging tot het ontdekken van het leven. We zoeken naar avontuur. Het verleggen van grenzen. Het oefenen van het samen zijn met anderen begint met samen spelen. Samen spelen wordt later samen werken en samen leven.
Maar wie ben ik om daar iets over te zeggen? Laat ik mezelf op een wat speelse manier aan u voorstellen. Ik ben een kind van Surinaamse ouders die elkaar op Schiphol hebben ontmoet. Ouders die na hun studie in Nederland remigreerden naar Suriname om daar te werken en samen met hun, toen nog, twee kinderen te wonen en te leven. Ouders die uiteindelijk moesten vluchten voor een militair regime en in Nederland weer de veiligheid vonden die cruciaal was voor de toekomst van hun gezin. Een paar jaren later raakte mijn moeder tot ieders verrassing opnieuw in verwachting en bij mijn geboorte raakte ze lichamelijk gehandicapt. Ze was lerares biologie en wiskunde, maar kon haar werk nadien niet meer uitoefenen. Haar leven stond op z’n kop.
Ondertussen ontdekte ik het leven in een gezin met een vluchttrauma en dat de schok van de lichamelijke gezondheid van mijn moeder een plek moest geven. Mijn vader verloor zijn baan en was lang werkloos. Armoede deed zijn intrede in ons gezin. Blij zijn met een droog mariakaakje bij kopje thee. Onmacht en frustraties werden huiselijk geweld. Ik vluchtte als kind geregeld naar buiten. Even ontsnappen aan de ellende. Buitenspelen werd mijn reddingsboei. Voetballen, verstoppertje, busje trap, stoepranden; het maakte niet uit, als ik maar kon genieten van het moment. Als ik maar kon lachen. Als ik maar vrienden kon maken. Als ik maar samen kon zijn. Buitenspelen werd mijn medicijn tegen ellende en ongeluk.
We verhuisden als gezin vrij veel. Deels vanwege de verandering van werk van mijn vader, maar deels ook omdat mijn moeder lichamelijk achteruit ging. Ze moest dichterbij het ziekenhuis gaan wonen waar ze werd behandeld. Had ook behoefte aan een woning met aanpassingen vanwege haar handicap. Zo heb ik als kind op vijf verschillende basisscholen gezeten. In stad en platteland. Buitenspelen deed ik echter overal. Op schoolpleinen, in de natuur, op sportvelden, op de stoep: het maakte me weinig uit. Zolang ik maar kon spelen.
Maar het fijnste was toch wel de tijd op Goeree-Overflakkee, één van de Zuid-Hollandse eilanden. We woonden in het gehucht Oude-Tonge. Waar de mensen wit waren en de omgeving groen. Op mijn eerste schooldag daar renden kinderen naar me toe en wilden ze massaal mijn kroeshaar voelen. Ze zagen voor het eerste een zwart kind. Ik vond het prima, want ze waren lief en wilden ook met mij spelen. Het was niet voor niets dat ik juist in Oude-Tonge een klas oversloeg, omdat het leren me vrij gemakkelijk afging. Juist toen we woonden in een buurt met veel groen, rust en ruimte voelde ik me het meest op mijn gemak en maakte ik de beste vriendjes.
Het moeilijkst had ik het in een flatje in Leiden-Noord. Dichtbevolkt. Van groene oase naar een betonnen bende. Onveiligheid op straat. In twee maanden twee schietincidenten meegemaakt als kleine knul. Een anonieme buurt. Geen vriendjes kunnen maken. Eenzaamheid troef. Ik ben op 10-jarige leeftijd zelfs bijna overleden als gevolg van een medische fout. Illustratief voor deze ellendige fase in mijn leven, al was buitenspelen in speeltuin De Merendroom wél een garantie voor succes.
Daarna verhuisden we naar Leiderdorp; een mooie mix van stad en platteland. Prima tijd daar gehad tot mijn moeder op 50-jarige leeftijd overleed. Ik was net 16 jaar en voelde me zielloos alleen. Zin in spelen had ik even niet. Uiteindelijk bood een schat van een man me een uitweg: Koos uit Leiden. Ik kon bij hem in zijn woongroep een kamer huren. Maar ook: ik kon weer even kind zijn daar. In de jaren daarvoor moest ik altijd zoveel en mocht ik zo weinig. Nu kon ik het, ondanks dat ik naast mijn VWO twee bijbaantjes had om de rekeningen te betalen, de teugels af en toe laten vieren. Ik herontdekte mijn eigen kwaliteiten, ambities en kracht. Maakte mijn school af en ging studeren aan de universiteit.
Verhuisde op mijn 19e naar een appartement in Den Haag Moerwijk, een ‘aandachtswijk’. Maar vooral een wijk met veel potentie. Ik werd actief in de wijk. Ging vrijwilligerswerk doen bij De Zonnebloem en bezocht een eenzame mevrouw van begin 60 uit de straat. Werd actief bij de wijkorganisatie en mocht daar voorzitter worden van de werkgroep Multicultureel Moerwijk. Meteen kreeg ik respect en waardering voor de hardwerkende vrijwilligers, maar ook voor de professionals van de welzijnsinstelling. Vrijwilligers en professionals worden nog wel eens tegenover elkaar geplaatst, maar dat is een schijntegenstelling. Ze delen doorgaans dezelfde passie en liefde voor de buurt, zo is mijn ervaring. De uitdaging daarbij is om vrijwilligers niet te overbelasten en professionals niet te onderbenutten.
Ook werd ik toen vrijwilliger bij de Kinderwinkel en begeleidde ik kinderen van 10-14 jaar met sport- en spelactiviteiten. In de zomer mee op zomerkamp met kinderen die het thuis hard te halen hadden. Man, wat heb ik daarvan genoten. Jongens en meiden met een moeilijke jeugd. Ouders in de bak of aan de drugs. Weinig volwassenen die van hen hielden. Maar wat konden ze spelen! En spelenderwijs genieten van de mooie dingen in het leven. En ik mocht ze erbij begeleiden. In die jaren werd ik, achteraf beschouwd, een Jantje Betonner.
En hier sta ik nu. Als 36-jarige directeur-bestuurder van Jantje Beton. Als trotse vader van een jonge dochter die zwaar speelverslaafd is. Mijn verhaal staat niet op zichzelf. Spelen wordt in onze prestatiemaatschappij die gericht is op lege woorden als ‘meer’ en ‘beter’ voor lief genomen. Ten onrechte, want uit onderzoek weten we dat buitenspelen ontzettend belangrijk is voor de ontwikkeling van kinderen. Het zorgt voor de noodzakelijke lichamelijke beweging, het zet aan tot dromen en fantaseren, waardoor de creativiteit wordt gestimuleerd. Het is goed voor de sociale ontwikkeling van kinderen en hun schoolprestaties gaan erdoor vooruit. Kinderen die veel spelen zijn ook simpelweg vrolijker en blijer. Buitenspelen is gezond en maakt gelukkig.
Desondanks spelen kinderen steeds minder buiten. 15% van de kinderen speelt tegenwoordig zelfs helemaal nooit buiten. Onder andere omdat er in stedelijke buurten steeds minder speelruimte is. Het belang van de woning of de auto gaat voorop het welbevinden van het kind en zijn speelruimte. En nu tijdens deze coronapandemie en lockdown stemmen de cijfers nóg somberder. 75% van de kinderen beweegt nu minder dan voor de pandemie. Overgewicht en bijziendheid neemt toe. Kinderen voelen zich vaker somber en eenzaam. Juist nu kan buitenspelen het medicijn zijn tegen eenzaamheid en andersoortige ellende. Daarbij denk ik extra aan kinderen met een handicap. Voor de pandemie was 85% van hen eenzaam. Maakte geen vriendjes in de buurt. Onder meer omdat er geen speeltuin of speelplek is waar ze met hun rolstoel kunnen spelen. Geen vriendjes op jonge leeftijd betekent helaas vaak een levenslang isolement.
Dat kan en moet anders. Het is tijd om als volwassenen buitenspelen serieus te nemen. En om een beschavingsoffensief in te bouwen. Kinderen met een handicap moeten in hun eigen buurt, wijk of dorp naar een ook voor hen gave speeltuin of speelplek te kunnen gaan. Daar vriendjes te maken, te spelen en prachtige jeugdherinneringen te maken die ze de rest van hun leven kunnen koesteren. Samen met stichting het Gehandicapte Kind maakt Jantje Beton zich daar hard voor.
Maar er is meer nodig. Leiderschap van burgemeesters die in deze barre coronatijden uit angst voor het virus en zijn akelige varianten speeltuinen sluiten. Speeltuinen! Kinderen mogen in steden als Leiden of Vlissingen niet meer naar school, maar dus ook niet meer naar een gave speeltuin zoals de speeltuin waarover ik eerder sprak: De Merendroom. De waanzin.
Wij zullen ons als Jantje Beton hier hard tegen verzetten. Niet, omdat wij niet geloven in de ernst en gevaren van corona, maar omdat buitenspelen in de gezonde buitenlucht veel gezonder is dan de hele dag binnen zitten. Hier is het laatste woord nog niet over gezegd en dat beloof ik de aanwezige Leidenaren en Vlissingers bij deze.
We zien ook dat stadskinderen steeds minder in aanraking komen met de natuur. Samen met onze vrienden van IVN Natuureducatie maken we onze hart voor ‘Gezonde buurten’ waar kinderen elkaar kunnen ontmoeten en samen kunnen spelen en bewegen. Waarbij we ons richten op buurten met veel gezondheidsproblemen en waarin we hopen dat ouders het goede voorbeeld van hun kinderen gaan volgen. Met een gezonde mix van fysieke aanpassingen in de buurt en aansprekende sociale activiteiten voor jong en oud. Juist nu er een groot beroep op onze leefstijl en immuniteit wordt gedaan, is spelen in de natuur belangrijker dan ooit tevoren. Het maakt ons zowel fysiek als mentaal meer weerbaar voor een volgende pandemie.
En niet alleen in buurten in het Nederlandse deel van ons Koninkrijk zijn er uitdagingen. Wat te denken van het Caribisch deel van ons Koninkrijk? Zoals op Bonaire waar maar liefst 28% van de kinderen met overgewicht kampt en waar slechts een kwart van de kinderen een uur per dag beweegt. Ook daar gaan we als Jantje Beton aan de slag om voor meer speelruimte en speelkansen te zorgen.
Dat doen we graag onvermoeibaar. Uit liefde voor kinderen. Uit erkenning van het belang van buitenspelen. Uit respectering voor het fundamentele recht van kinderen op een mooie en positieve jeugd, vol fijne speelherinneringen. Speelt u met ons mee?"
Dave Ensberg-Kleijkers